NJ 1996, 248
BOPZ / vrijwillig verblijf / relatieve bevoegdheid rechtbank bij vordering voorlopige machtiging / machtiging voortgezet verblijf alleen na voorlopige machtiging / geneesheer-directeur
HR 24-07-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1793, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 juli 1995
- Magistraten
Hermans, Roelvink, Mout, Keijzer, Koster, Asser
- Zaaknummer
8708
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC1793
- JCDI
JCDI:ADS114397:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1793, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑07‑1995
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Vrijwillig verblijf. Relatieve bevoegdheid rechtbank bij vordering voorlopige machtiging. Machtiging voortgezet verblijf alleen na voorlopige machtiging. Geneesheer-directeur.
Samenvatting
Verblijf in een inrichting zonder dat een rechterlijke uitspraak of een last van de burgemeester van kracht was, moet worden aangemerkt als vrijwillig verblijf in de zin van art. 2 lid 1 tweede zin Wet BOPZ.
Nu verzoeker te kennen gaf dit verblijf te willen beëindigen, deed zich het in art. 2 lid 4 bedoelde geval voor en volgt uit het bepaalde in art. 7 lid 1 laatste gedeelte dat bevoegd is de rechtbank van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.