NJ 1995, 730
Onrechtmatige daad / verkeer / gevaarzetting / bewijsvermoeden causaal verband
HR 23-06-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1766
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 juni 1995
- Magistraten
Royer, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Hartkamp
- Zaaknummer
15685
- LJN
ZC1766
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1766, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑06‑1995
- Wetingang
BW art. 6:98; BW art. 6:162; Rv (oud) art. 177
Essentie
Onrechtmatige daad. Verkeer. Gevaarzetting. Bewijsvermoeden causaal verband.
Samenvatting
Of het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie onrechtmatig jegens een andere weggebruiker is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Denkbaar is dat een gedraging van een verkeersdeelnemer in de gegeven omstandigheden een dermate gevaarlijke situatie in het leven roept dat die gedraging jegens andere weggebruikers zonder meer onrechtmatig is.
Aan de in HR 16 nov. 1990, NJ 1991, 55 geformuleerde regel komt alleen betekenis toe voor het antwoord op de vraag of, behoudens bewijs van het gestelde tegendeel, het causaal verband tussen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.