HR, 21-04-1995, nr. 15661
ECLI:NL:HR:1995:ZC1710
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-04-1995
- Zaaknummer
15661
- LJN
ZC1710
- Roepnaam
Campina Melkunie/Royal Nederland
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1995:ZC1710, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑1995; (Cassatie)
- Wetingang
art. 279 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 280 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 281 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 282 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 283 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 284 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 235 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]; art. 81 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
NJ 1995, 682 met annotatie van H.E. Ras
Uitspraak 21‑04‑1995
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Verzet. Doet een in een verzetprocedure uitgesproken verval van instantie slechts de verzetinstantie vervallen, of tast dit ook de rechtskracht van het tussen partijen gewezen verstekvonnis aan?
21 april 1995
Eerste Kamer
Nr. 15.661
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
CAMPINA MELKUNIE B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr G. Snijders,
t e g e n
ROYAL NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr C.J.J.C. van Nispen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Verweerster in cassatie — verder te noemen: Royal — heeft ter terechtzitting in kort geding van de President van de Rechtbank te Rotterdam overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd: primair eiseres tot cassatie — verder te noemen: Campina — te verbieden jegens Royal aanspraak te maken op uitvoering van het vonnis van 10 juni 1987 van deze Rechtbank onder rolnummer 1864/87 tussen partijen gewezen, dit vonnis te doen uitvoeren en daartoe rechtsmaatregelen te (doen) nemen, althans haar te verbieden het vonnis ten uitvoer te leggen totdat in hoogste instantie is geoordeeld over de vraag of Campina nog (executie-)rechten aan voormeld vonnis kan ontlenen, alles op straffe van een dwangsom van ƒ 300.000,-- ten laste van Campina voor iedere dag dat zij in gebreke blijft met de integrale voldoening van het door de President te wijzen vonnis.
Nadat Campina had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Royal in haar vordering, althans ontzegging van de vordering, heeft de President bij vonnis van 7 april 1994 de primaire vordering toegewezen.
Het vonnis van de President is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de President heeft Campina op de voet van art. 398, aanhef en onder 2° Rv. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Royal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Asser strekt tot vernietiging van het vonnis van de President van de Rechtbank te Rotterdam van 7 april 1994 en tot verwijzing van de zaak naar die President ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 10 juni 1987 is Royal bij verstek veroordeeld om aan Campina te betalen ƒ 128.889,24 met rente en kosten, omdat zij in gebreke was gebleven een gevraagde verklaring af te leggen van hetgeen zij van Garmo Nederland B.V. onder zich had nadat onder haar door Campina ten laste van Garmo derdenbeslag was gelegd.
(ii) Royal is bij dagvaarding van 26 juni 1987 tegen dit verstekvonnis in verzet gekomen.
(iii) Campina heeft in die verzetprocedure ter rolle van 18 januari 1991 aanhouding gekregen voor het nemen van een conclusie van antwoord in oppositie tot 4 februari 1994.
(iv) Op 20 januari 1994 heeft de procureur van Campina een akte van procureur tot procureur doen betekenen, houdende vordering tot vervallenverklaring van de instantie die bij voormelde (verzet)dagvaarding van 26 juni 1987 was aangevangen.
(v) Ter rolzitting van de Rechtbank van 4 februari 1994 heeft de rolrechter, nadat Royal verweer tegen de vordering had gevoerd, bij vonnis van dezelfde datum verval van instantie verleend met compensatie van kosten.
(vi) Campina heeft daarna aangekondigd het verstekvonnis van 10 juni 1987 te zullen executeren.
(vii) Royal heeft in dit kort geding een verbod gevorderd om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen, welke vordering door de President bij vonnis van 7 april 1994 is toegewezen.
3.2 De president heeft, uitgaande van de eenheid van de verstekprocedure en de verzetprocedure, geoordeeld dat door verval van de instantie in de loop van de verzetprocedure (de gehele procedure op hoor en wederhoor betreffende) het geschil van partijen is vervallen/geëindigd.
3.3 Het middel bestrijdt dit oordeel en betoogt dat een in een verzetprocedure uitgesproken verval van instantie slechts de verzetinstantie doet vervallen, althans een verval van instantie (de rechtskracht van) tussen partijen gegeven rechterlijke beslissingen, zoals in dit geval het verstekvonnis van 10 juni 1987, niet aantast.
3.4 Het rechtsmiddel van verzet tegen een bij verstek gewezen eindvonnis, bedoeld in de art. 81 e.v. Rv., heeft de strekking dat het geding waarin verstek was verleend, op tegenspraak in dezelfde instantie wordt voortgezet. De verzetprocedure is aldus zowel een procedure tot heropening en voortzetting van de met het verstekvonnis geëindigde instantie als een procedure waarin een rechtsmiddel tegen een eindvonnis wordt ingesteld en behandeld. Het verstekvonnis behoudt zijn rechtskracht zolang op het verzet niet een uitspraak is gedaan, waarbij dat vonnis is vernietigd. In de gevallen bedoeld in art. 335, behoudt het verstekvonnis zijn rechtskracht totdat het in hoger beroep is vernietigd.
De vervallenverklaring van de instantie bij rechterlijk vonnis overeenkomstig de art. 279–284 is een processuele maatregel tot beëindiging van een procedure die gedurende de bij art. 279 gestelde termijn niet is voortgezet. Dit vonnis heeft niet de strekking noch het gevolg dat voordien tussen partijen gewezen eindvonnissen worden vernietigd of dat daaraan de rechtskracht wordt ontnomen. Indien het vervallen van de instantie wordt uitgesproken in een procedure die volgt op het instellen van een gewoon rechtsmiddel, heeft dit tot gevolg dat het vonnis waartegen het rechtsmiddel is gericht, kracht van gewijsde verkrijgt. Dit is in art. 284 bepaald voor het vervallen van de instantie in hoger beroep, maar dezelfde regel geldt voor het vervallen van de instantie na verzet en na beroep in cassatie. Door het vervallen van de instantie in een procedure na verzet tegen een verstekvonnis verkrijgt het verstekvonnis derhalve kracht van gewijsde.
3.5 Uit het in 3.4 overwogene volgt dat het middel slaagt en dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Het geding moet worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de President van de Rechtbank te Rotterdam van 7 april 1994;
verwijst het geding naar die President ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Royal in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Campina begroot op f 591,23 aan verschotten en f 3.500,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de president Royer als voorzitter en de raadsheren Mijnssen, Korthals Altes, Heemskerk en Nieuwenhuis, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 21 april 1995.