NJ 1997, 592
Onrechtmatige daad; rechtvaardigingsgrond / eigen schuld / bewijskracht verklaring partij-getuige
HR 31-03-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1688, m.nt. C.J.H. Brunner (Taams/Boudeling)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 1995
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis
- Zaaknummer
15614
- Conclusie
A-G Koopmans
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
ZC1688
- Roepnaam
Taams/Boudeling
- JCDI
JCDI:ADS63123:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1688, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑1995
- Wetingang
EVRM art. 6; BW art. 6:101; BW art. 6:162; Rv (oud) art. 213
Essentie
Onrechtmatige daad; rechtvaardigingsgrond. Eigen schuld. Bewijskracht verklaring partij-getuige.
Samenvatting
Hof: het gedrag van verweerder — hoewel het geven van een klap in beginsel een onrechtmatige daad opleverde — is zozeer uitgelokt door het gedrag van eiser dat het gedrag van verweerder niet onrechtmatig was. Zelfs al zou de in beginsel bestaande onrechtmatigheid van de klap niet door het gedrag van eiser zijn opgeheven, is in elk geval de plicht van verweerder tot schadevergoeding geheel vervallen, omdat de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten eist.
Hoge Raad: deze overwegingen geven geen blijk van een onjuiste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.