NJ 1995, 432
Stelling dat gemeenschap tussen arts en patiënt in privésfeer plaatsvond / ontvankelijkheid inspecteur in klacht; belang zienswijze patiënt / inmenging in privéleven; onderzoek naar wijze verbreken behandelingsrelatie en afhankelijke positie patiënt / tuchtrechtelijke norm bij sexuele omgang / toetsing opgelegde maatregel in cassatie
HR 17-03-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1672, m.nt. F.C.B. van Wijmen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 maart 1995
- Magistraten
Snijders, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Swens-Donner, Asser
- Zaaknummer
8604
- Noot
F.C.B. van Wijmen
- LJN
ZC1672
- JCDI
JCDI:ADS114355:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1672, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑03‑1995
- Wetingang
Essentie
Strekking medisch tuchtrecht. Stelling dat gemeenschap tussen arts en patiënt in privésfeer plaatsvond. Ontvankelijkheid inspecteur in klacht; belang zienswijze patiënt. Inmenging in privéleven; onderzoek naar wijze verbreken behandelingsrelatie en afhankelijke positie patiënt. Tuchtrechtelijke norm bij sexuele omgang. Toetsing van opgelegde maatregel in cassatie.
Samenvatting
In het medisch tuchtrecht gaat het niet in de eerste plaats om de zienswijze van de patiënt, maar veeleer om de vraag of een arts in overeenstemming met de voor zijn beroepsuitoefening geldende normen heeft gehandeld. Bij dit laatste zijn bij uitstek belangen van algemene aard betrokken, en met het oog daarop heeft de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.