RvdW 1995, 67
HR, 10-03-1995, nr. 15625
HR 10-03-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1661
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 maart 1995
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis
- Zaaknummer
15625
- LJN
ZC1661
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1661, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑03‑1995
- Wetingang
BW art. 6:2; BW art. 6:130; BW art. 6:145; BW art. 1467 (oud); Rv art. 348
Essentie
Nieuw verweer in hoger beroep dat niet de vennootschap, maar de directeur in persoon debiteur van de gecedeerde vorderingen is; rechtsverwerking. Cessie en contractuele compensatie.
Samenvatting
Nu de besloten vennootschap niet op enigerlei wijze tijdig en ondubbelzinnig aan de cessionaris heeft kenbaar gemaakt dat niet zij, doch haar directeur (in persoon) debiteur van de onderhavige vorderingen was, komt het hof tot de slotsom dat aan de vennootschap als gevolg van haar eigen gedragingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet meer het recht toekomt zich erop te beroepen dat zij in haar verhouding tot de cessionaris niet als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.