NJ 1995, 468
Brieven van wettiging; geen terugwerkende kracht / erfrechtelijke positie niet-erkend kind / mensenrechten; rechtsvormende taak rechter
HR 24-02-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1642, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 februari 1995
- Magistraten
Royer, Roelvink, Mijnssen, Korthals Altes, Neleman, De Vries Lentsch-Kostense
- Zaaknummer
15462
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC1642
- JCDI
JCDI:ADS142517:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Erfrecht / Algemeen
EU-recht (V)
Personen- en familierecht / Personenrecht
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1642, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑1995
- Wetingang
BW art. 1:2; BW art. 1:215; BW art. 1:219; BW art. 1:221; BW art. 1:222; BW art. 4:879; EVRM art. 8; EVRM art. 14
Essentie
Brieven van wettiging; geen terugwerkende kracht. Erfrechtelijke positie niet-erkend kind. Mensenrechten; rechtsvormende taak rechter.
Samenvatting
Nu ingevolge art. 1:219 eerste lid BW de wettiging bedoeld in art. 215 eerst werkt van de dag waarop de brieven van wettiging zijn verleend, kan een eventuele toewijzing van het verzoek tot het verlenen van brieven van wettiging niet meebrengen dat het kind (alsnog) erfgenaam zal blijken te zijn van zijn vooroverleden biologische vader.
In het midden kan blijven of tussen het kind en zijn vooroverleden vader een als ‘family life’/‘vie familiale’ te kwalificeren rechtsbetrekking bestaat of heeft bestaan, en of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.