NJ 1996, 485
Zwarighedenprocedure / scheiding en deling pachtsommen / overgangsrecht / gewone rechter bevoegd / beroep op competentie pachtrechter ter zake verjaring misbruik van recht / beroep op verjaring in strijd met goede trouw / omvang geding / bewijsvermoeden
HR 04-11-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1516, m.nt. W.M. Kleijn (Oerlemans II)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 november 1994
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Heemskerk, Swens-Donner, De Vries Lentsch-Kostense
- Zaaknummer
15237
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC1516
- Roepnaam
Oerlemans II
- JCDI
JCDI:ADS142494:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1516, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑11‑1994
- Wetingang
BW art. 1129 (oud); BW art. 1132 (oud); BW art. 2012 (oud); BW art. 2016 (oud); BW art. 3:186; Overgangswet NBW art. 101; Pw art. 54; Pw art. 128; Pw art. 129; Rv (oud) art. 177
Essentie
Zwarighedenprocedure. Scheiding en deling pachtsommen. Overgangsrecht; geen terugwerkende kracht boedelscheiding. Gewone rechter bevoegd. Beroep op competentie pachtrechter ter zake van verjaring misbruik van recht. Beroep op verjaring in strijd met goede trouw. Omvang geding. Bewijsvermoeden.
Samenvatting
Het betoog dat ieder van beide erfgenamen vanaf het overlijden der erflaters geacht moet worden verpacht(st)er te zijn geworden van het hem (haar) toekomende deel van de verpachte onroerende goederen, zodat niet aan de boedel maar aan verweerster zelf voor het haar toekomende deel de pachtsommen verschuldigd zijn, faalt reeds omdat ingevolge art. 101 Overgangswet NBW art. 1129 BW (oud) op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.