NJ 1995, 97
Cessie / faillissement / oud recht / verrekening: vereiste dat tegenvordering voor dadelijke vereffening vatbaar is
HR 28-10-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1504
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 oktober 1994
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, De Vries Lentsch-Kostense
- Zaaknummer
15466
- LJN
ZC1504
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1504, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑10‑1994
- Wetingang
BW art. 668 (oud); BW art. 1422 (oud); BW art. 1461 (oud); BW art. 1463 (oud); BW art. 1467 (oud); Fw art. 53 (oud)
Essentie
Cessie. Faillissement. Oud recht. Verrekening: vereiste dat de tegenvordering voor dadelijke vereffening vatbaar is.
Samenvatting
Door het opmaken van de akte van cessie overeenkomstig art. 668 eerste lid BW (oud) komt de overdracht van de vordering aan de verkrijger tot stand en wordt de verkrijger mitsdien schuldeiser, aangenomen dat ook aan de overige vereisten voor overdracht is voldaan. De regel van art. 668 tweede lid, dat de overdracht ten aanzien van de schuldenaar slechts gevolg heeft vanaf de betekening, heeft alleen deze betekenis dat, zolang de betekening nog niet heeft plaatsgevonden, de schuldenaar in beginsel, behoudens indien hij niet te goeder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.