NJ 1996, 363
Uitlegging van in kort geding opgelegd verbod tot verrichten werkzaamheden i.v.m. droogbloemenverwerkerij / cassatie
HR 07-10-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1477
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 oktober 1994
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Heemskerk, Swens-Donner, Strikwerda
- Zaaknummer
15444
- LJN
ZC1477
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1477, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑10‑1994
- Wetingang
BW art. 3:296; Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 407
Essentie
Uitlegging van in kort geding opgelegd verbod tot het verrichten van werkzaamheden in verband met een droogbloemenverwerkerij. Cassatie.
Samenvatting
Het door het hof opgelegde verbod moet worden uitgelegd in verband met de overwegingen in 's hofs arrest waarin het hof heeft gemotiveerd hoe het tot dat verbod is gekomen. Het middel klaagt weliswaar terecht dat de bewoordingen van 's hofs dictum niet geheel overeenstemmen met wat het hof kennelijk voor ogen heeft gestaan, maar dat kan niet tot cassatie leiden, omdat de juiste uitleg van het verbod reeds blijkt uit ' hofs arrest.
Partij(en)
P. en G. van Delft B.V., ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.