NJ 1995, 28
Conservatoir derdenbeslag; ‘redelijke vergoeding’ in 479a Rv ter zake werkzaamheden die schuldenaar in bedrijf van zijn echtgenote verrichtte
HR 30-09-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1466
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 1994
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Swens-Donner, Vranken
- Zaaknummer
15453
- LJN
ZC1466
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1466, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑09‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 479a
Essentie
Conservatoir derdenbeslag; ‘redelijke vergoeding’ in de zin van art. 479a Rv ter zake van de werkzaamheden die de schuldenaar in het bedrijf van zijn echtgenote verrichtte.
Samenvatting
Bij de vaststelling van wat als redelijke vergoeding in de zin van art. 479a heeft te gelden en op die grond jegens de beslaglegger mag worden beschouwd als aan de beslagdebiteur verschuldigd, komt het blijkens het tweede lid van dat artikel aan op alle omstandigheden van het geval. Het Hof mocht als uitgangspunt nemen wat feitelijk voor privégebruik uit het bedrijf van de echtgenote van de schuldenaar is opgenomen. In de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.