NJ 1996, 198
Verhaal saneringskosten als gevolg van storting chemisch fabrieksafval in zandafgraving op Goudsberg bij Lunteren / verhaalsrecht Staat ex 21 IBS / onrechtmatige daad jegens overheid / relativiteitsvereiste / tijdstip waarop duidelijk behoorde te zijn dat verontreiniging vermogensnadeel voor overheid zou meebrengen / inzicht bij bedrijfsleiding/ gezag van gewijsde; overweging ten overvloede
HR 30-09-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1462, m.nt. C.J.H. Brunner (Staat/Fasson)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 1994
- Magistraten
Martens, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis, Koopmans
- Zaaknummer
15315
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
ZC1462
- Roepnaam
Staat/Fasson
- JCDI
JCDI:ADS113667:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Milieurecht / Bodem
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1462, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑09‑1994
- Wetingang
BW art. 1401 (oud); BW art. 6:162; IBS art. 21; WBB art. 47; Wijzigingswet WBB art. VI; Rv (oud) art. 67
Essentie
Milieurecht. Bodemverontreiniging; (doen) storten of ten vervoer afgeven chemisch afval. Verhaalsrecht Staat ex art. 21 IBS. Onrechtmatige daad jegens de overheid. Relativiteitsvereiste. Tijdstip waarop duidelijk behoorde te zijn dat verontreiniging vermogensnadeel voor de overheid zou meebrengen. Inzicht bij bedrijfsleiding; subjectivering naar boven. Gezag van gewijsde; overweging ten overvloede.
Samenvatting
Verhaal van saneringskosten als gevolg van storting chemisch fabrieksafval in zandafgraving op Goudsberg bij Lunteren.
Er bestaat geen aanleiding om ten aanzien van veroorzaken van bodemvervuiling door het (doen) storten of ten vervoer geven van afvalstoffen, bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een onrechtmatige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.