NJ 1995, 7
BOPZ / feitelijke grondslag in cassatie; niet tot stukken van geding in feitelijke instanties behorende brieven / hoor en wederhoor; strijd met beginselen behoorlijke procesvoering
HR 16-09-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1451
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 september 1994
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Asser
- Zaaknummer
8539
- LJN
ZC1451
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1451, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑09‑1994
- Wetingang
Essentie
BOPZ. Feitelijke grondslag in cassatie; niet tot de stukken van het geding in feitelijke instanties behorende brieven. Hoor en wederhoor; strijd met beginselen behoorlijke procesvoering.
Samenvatting
Tot ‘de bestreden uitspraak en de stukken van het geding in feitelijke instanties’ (art. 419 Rv) behoren niet brieven van de raadsman van verzoekster en het lid van de enkelvoudige kamer van de rechtbank die dit geding heeft behandeld, welke brieven dateren van nà de bestreden uitspraak.
De rechtbank heeft aan de raadsman van betrokkene een mededeling gedaan, erop neerkomende dat zij eerst na kennisneming van zekere politierapporten op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.