NJ 1995, 547
Oud-vaderlands zakelijk recht: recht van handwissel (recht van de dertiende penning) / overgangsrecht BW 1838 / bepaling inhoud gewoonterecht door rechter; bewijsregels noch standpunten van partijen van belang
HR 01-07-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1414, m.nt. W.M. Kleijn
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 juli 1994
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Neleman, Swens-Donner, Hartkamp
- Zaaknummer
15277
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC1414
- JCDI
JCDI:ADS113644:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1414, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑07‑1994
- Wetingang
Wet 16 mei 1829 Stb. 29 art. 1
Essentie
Oud-vaderlands zakelijk recht: recht van handwissel (recht van de dertiende penning). Overgangsrecht BW 1838. Bepaling inhoud gewoonterecht door rechter; bewijsregels noch standpunten van partijen van belang.
Samenvatting
Een door het gewoonterecht beheerst (oud-vaderlands) zakelijk recht waaromtrent geen zekerheid bestaat leent zich in beginsel voor verdere ontwikkeling op grond van zich wijzigende maatschappelijke omstandigheden. Daarbij mag evenwel niet uit het oog worden verloren dat de ontwikkeling van het gewoonterecht niet zo ver kan gaan dat rechtsgevolgen ontstaan die onverenigbaar zijn met de — mede door zijn oude herkomst-bepaalde — aard van een zakelijk recht als het onderhavige. Over het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.