NJ 1994, 654
Cassatie / niet-ontvankelijkheid op grond van 399 Rv
HR 10-06-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1395
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juni 1994
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Nieuwenhuis, ten Kate
- Zaaknummer
8463
- LJN
ZC1395
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1395, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 399; Rv (oud) art. 426 lid 4
Essentie
Cassatie. Niet-ontvankelijkheid op grond van art. 399 Rv.
Samenvatting
Aan het hof kan alsnog een beslissing worden gevraagd over hetgeen waarover het ten onrechte nagelaten heeft te beslissen.
Partij(en)
H., te G., verzoeker tot cassatie, adv.mr. G.J. Los,
tegen
B., te C., verweerster in cassatie, niet verschenen.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddelen:
- I.
Schending van het Nederlandse recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd of ten aanzien waarvan zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm, doordat het Gerechtshof op de in de beschikkingen vermelde en hier ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.