NJ 1994, 590
Onrechtmatige daad / toerekenbaarheid aan dader
HR 27-05-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1376
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 mei 1994
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Bloembergen
- Zaaknummer
15356
- LJN
ZC1376
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1376, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑05‑1994
- Wetingang
BW art. 6:162
Essentie
Onrechtmatige daad. Toerekenbaarheid aan dader.
Samenvatting
De enkele omstandigheid dat een handeling heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan iemand schade lijdt brengt nog niet mee dat een op onrechtmatige daad gegronde aanspraak op vergoeding daarvan bestaat. Dit is niet anders indien de handeling zou moeten worden aangemerkt als een inbreuk op het subjectief recht van de gelaedeerde; ook dan is immers voor het ontstaan van een verplichting tot schadevergoeding ten minste mede vereist dat die inbreuk aan de laedens kan worden toegerekend in de zin van art. 6:162 BW.
Partij(en)
Nicolaas Johannes Lambregts, te Moerdijk, eiser tot cassatie, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.