NJ 1995, 640
Doorbreking o.g.v. redelijkheid en billijkheid van retentierecht op advocatendossiers in geval van faillissement van de cliënt
HR 15-04-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1334, m.nt. W.M. Kleijn (Middendorf/Kouwenberg)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 april 1994
- Magistraten
Royer, Roelvink, Mijnssen, Korthals Altes, Nieuwenhuis
- Zaaknummer
15288
- Conclusie
A‑G Vranken
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC1334
- Roepnaam
Middendorf/Kouwenberg
- JCDI
JCDI:ADS113636:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1334, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑04‑1994
- Wetingang
BW art. 3:290; BW art. 3:291; BW art. 3:292; BW art. 3:293; BW art. 3:294; BW art. 3:295; BW art. 6:2; Fw art. 60; Fw art. 101; Fw art. 176
Essentie
Doorbreking o.g.v. redelijkheid en billijkheid van retentierecht op advocatendossiers in geval van faillissement van de cliënt.
Samenvatting
Advocatendossiers kunnen niet geacht worden als zodanig enige verkoopwaarde te hebben en lenen zich bovendien naar hun aard in redelijkheid niet voor verkoop op de voet van art. 101 of art. 176 Fw. I.c. behoort de curator in het belang van de boedel te beschikken over de dossiers, doch beschikt hij niet over middelen om de vordering van de advocaat te voldoen. In gevallen van deze aard weegt het belang van de curator om ten behoeve van de boedel over ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.