NJ 1994, 755
Ingaan verzettermijn: daad van bij verstek veroordeelde niet gelijkstellen met daad van diens raadsman
HR 08-04-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1325, m.nt. H.J. Snijders (Zantinge/Berting)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 april 1994
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Swens-Donner, Vranken
- Zaaknummer
15325
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
ZC1325
- Roepnaam
Zantinge/Berting
- JCDI
JCDI:ADS142491:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1325, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑04‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 81
Essentie
Ingaan verzettermijn: daad van bij verstek veroordeelde niet gelijkstellen met daad van diens raadsman.
Samenvatting
Naar bewoordingen en strekking van art. 81 lid 1 Rv — dat voor de daar geregelde situatie uitwerking geeft aan het beginsel van hoor en wederhoor — moet de daad waarvan daar sprake is, zijn een daad van de veroordeelde zelf, en mag een daad van diens raadsman, waaruit de bekendheid met het vonnis bij deze laatste noodzaak voortvloeit, niet daarmede worden gelijkgesteld, ook niet indien deze raadsman bij die daad als vertegenwoordiger van de veroordeelde optrad.
Partij(en)
Jan Zantinge, te Marbella, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.