NJ 1994, 623
Eindbeslissing in tussenuitspraak gegrond op achteraf vals gebleken getuigenis, welke buiten toedoen van partijen was tot stand gekomen / uitzonderingen op gebondenheid aan eindbeslissingen
HR 08-04-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1321, m.nt. H.E. Ras
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 april 1994
- Magistraten
Royer, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Vranken
- Zaaknummer
15271
- Noot
H.E. Ras
- LJN
ZC1321
- JCDI
JCDI:ADS142509:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1321, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑04‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 382
Essentie
Eindbeslissing in tussenuitspraak gegrond op achteraf vals gebleken getuigenis, welke buiten toedoen van partijen was tot stand gekomen. Uitzonderingen op gebondenheid aan eindbeslissingen.
Samenvatting
Op een onjuiste rechtsopvatting berust het uitgangspunt dat ingeval een bij tussenvonnis of tussenarrest uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing is gegrond op een getuigenis dat, naar later komt vast te staan, valselijk was afgelegd, de regel volgens welke het de rechter niet is toegestaan op zodanige beslissing terug te komen, slechts dan uitzondering lijdt indien dat getuigenis was tot stand gekomen door toedoen — in de zin van art. 382 onder 1° en/of 8° ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.