NJ 1995, 410
Vordering uit levensverzekering die in ontbonden en onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap valt / bevoegdheid deelgeno(o)t(en) tot aannemen uitkering / bevrijdende betaling aan degene die krachtens betalingsbeding in verzekeringsovereenkomst inningsbevoegd is
HR 18-03-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1303, m.nt. W.M. Kleijn (Van Tholen-Kemna/Nationale Nederlanden)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 maart 1994
- Magistraten
Martens, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis, De Vries Lentsch-Kostense
- Zaaknummer
15354
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC1303
- Roepnaam
Van Tholen-Kemna/Nationale Nederlanden
- JCDI
JCDI:ADS63134:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1303, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑03‑1994
- Wetingang
BW art. 3:170; BW art. 6:34
Essentie
Vordering uit levensverzekering die in ontbonden en onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap valt. Bevoegdheid deelgeno(o)t(en) tot aannemen van de uitkering. Bevrijdende betaling aan degene die krachtens betalingsbeding in verzekeringsovereenkomst inningsbevoegd is.
Samenvatting
Het gaat hier om een recht op een levensverzekeringsuitkering dat in een ontbonden en onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap valt. Er is derhalve sprake van een ‘aan de gemeenschap verschuldigde prestatie’ als bedoeld in art. 3:170 lid 2 BW.
Eiseres tot cassatie, die verzekeringneemster, verzekerde en begunstigde voor de uitkering is, is slechts gezamenlijk met de overige deelgenoten in de gemeenschap bevoegd tot het aannemen van de uitkering. De andersluidende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.