NJ 1994, 406
Kort geding over wijziging sepotgrond strafzaak / belang bij beroep
HR 18-02-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1272, m.nt. Th.W. van Veen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 februari 1994
- Magistraten
Royer, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Mok
- Zaaknummer
15298
- Noot
Th.W. van Veen
- LJN
ZC1272
- JCDI
JCDI:ADS113650:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1272, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑02‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297; BW art. 3:303; BW art. 6:162
Essentie
Kort geding over wijziging sepotgrond strafzaak. Belang bij beroep.
Samenvatting
Niet onbegrijpelijk oordeel dat de Staat niet kennelijk onredelijk handelt door zich op het standpunt te stellen dat ten aanzien van eiser geen sprake is van het in de ministeriële circulaire ‘Afloopberichten aan beheerders politieregisters’ bedoelde geval dat ‘het oorspronkelijke vermoeden van schuld door nader onderzoek geheel is komen te vervallen’.
Verdachte vordert van de Staat wijziging sepotgrond en verwijdering van gegevens uit het politieregister. President wijst toe en de Staat voldoet aan dit vonnis. Hof vernietigt en wijst af. Klacht dat de Staat geen belang bij zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.