NJ 1994, 462
Accessoriteit fiduciaire eigendom; gevolgen algehele voldoening derde die onderliggende vordering krachtens subrogatie verkrijgt
HR 18-02-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1270, m.nt. W.M. Kleijn (Koninklijke Nijverdal Ten Cate NV/Wilderink)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 februari 1994
- Magistraten
Snijders, Korthals Altes, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis, Hartkamp
- Zaaknummer
15263
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC1270
- Roepnaam
Koninklijke Nijverdal Ten Cate NV/Wilderink
- JCDI
JCDI:ADS113630:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1270, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑02‑1994
- Wetingang
BW art. 1196 (oud); BW art. 1301 (oud); BW art. 3:7; BW art. 3:82; BW art. 3:84 lid 3
Essentie
Accessoriteit fiduciaire eigendom; gevolgen van algehele voldoening door een derde die de onderliggende vordering krachtens subrogatie verkrijgt.
Samenvatting
De opvatting dat zekerheidseigendom een accessoir karakter draagt, vindt onvoldoende steun in het recht. Evenals in het geval dat de onderliggende vordering — tot zekerheid waarvan het vorderingsrecht is overgedragen — tenietgaat (HR 3 okt. 1980, NJ 1981, 60) wordt in het geval dat de onderliggende vordering overgaat op een nieuwe schuldeiser, het lot van het tot zekerheid overgedragen vorderingsrecht beheerst door wat partijen op dit punt zijn overeengekomen. Ook in laatstgenoemd geval is uitgangspunt dat indien de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.