NJ 1994, 336
Verschoningsrecht 191 lid 4 Rv ook in getuigenverhoor ingevolge 66 Fw / nemo tenetur-beginsel / geen analogische toepassing 29 en 219 Sv
HR 11-02-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1265 (Faillissement Simeg)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 februari 1994
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Swens-Donner, Asser
- Zaaknummer
8427
- LJN
ZC1265
- Roepnaam
Faillissement Simeg
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1265, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑02‑1994
- Wetingang
Essentie
Verschoningsrecht in ex art. 191 lid 4 Rv. Ook in getuigenverhoor ingevolge art. 66 Fw. Nemo tenetur-beginsel. Geen analogische toepassing art. 29 en 219 Sv.
Samenvatting
Een beroep op dit verschoningsrecht komt slechts toe aan de verschenen getuige nadat hem een bepaalde vraag is gesteld en dan nog slechts met betrekking tot die specifieke vraag.
Het bepaalde in art. 191 lid 4 Rv is van overeenkomstige toepassing op getuigenverhoren ingevolge art. 66 Fw, zodat de getuige zich van het beantwoorden van een hem gestelde vraag kan verschonen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.