NJ 1994, 404
Kort geding samenhangend met de hierboven afgedrukte uitspraak nr. 403
HR 14-01-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1231, m.nt. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 januari 1994
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Strikwerda
- Zaaknummer
15233
- Noot
W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- LJN
ZC1231
- JCDI
JCDI:ADS142489:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1231, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑01‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 67; Rv (oud) art. 289
Essentie
Kort geding samenhangend met de hierboven afgedrukte uitspraak nr. 403.
Samenvatting
Geen rechtsregel brengt mee dat de kort-gedingrechter bij de beoordeling van de vraag of een voorziening als in dit kort geding gevraagd behoort te worden toegewezen, verplicht zou zijn een der in het middel omschreven maatstaven te hanteren (zie cassatiemiddel). Evenmin had het hof in dit kort geding ‘op andere wijze’ de rechtskracht van de bevoegdelijk genomen beslissingen van de Nederlandse rechter tot uitgangspunt moeten nemen.
Partij(en)
P. (de vader), te A, eiser tot cassatie, adv. mr. J.M. Barendrecht,
tegen
C. (de moeder), op Sint Maarten, Nederlandse Antillen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.