NJ 1994, 330
Ontvankelijkheid grootouders in hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot plaatsing in hun gezin van kleinkinderen, die in pleeggezin zijn geplaatst / verhindering om gezinsleven tot stand te brengen / afzonderlijk verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad
HR 19-11-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1154, m.nt. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 november 1993
- Magistraten
Martens, Roelvink, Davids, Heemskerk, Swens-Donner, Moltmaker
- Zaaknummer
8380
- Noot
W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- LJN
ZC1154
- JCDI
JCDI:ADS157437:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC1154, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑11‑1993
- Wetingang
BW art. 1:263; Rv (oud) art. 910; Rv (oud) art. 945 lid 3; EVRM art. 6; EVRM art. 8 lid 2; EVRM art. 14
Essentie
Ontvankelijkheid van grootouders in hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot plaatsing in hun gezin van kleinkinderen, die in pleeggezin zijn geplaatst. Art. 8 lid 2 EVRM; verhindering om een gezinsleven tot stand te brengen. Afzonderlijk verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Samenvatting
Uitgangspunt is dat aan grootouders slechts dan het recht toekomt om — in weerwil van art. 910 lid 1 in verbinding met art. 945 lid 3 Rv — in hoger beroep te komen tegen een beschikking als de onderhavige waarbij de minderjarigen op de voet van art. 1:263 BW in een pleeggezin zijn geplaatst, indien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.