NJ 1994, 508
Vluchtelingenzaak / herhaald kort geding / misbruik van procesrecht
HR 08-10-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1087, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 oktober 1993
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Davids, Heemskerk, Swens-Donner, Mok
- Zaaknummer
15118
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
ZC1087
- JCDI
JCDI:ADS63039:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC1087, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑10‑1993
- Wetingang
Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297; Vluchtelingenverdrag art. 1
Essentie
Vluchtelingenzaak. Herhaald kort geding. Misbruik van procesrecht.
Samenvatting
De rechter in kort geding is verplicht om op alle in overeenstemming met de regelen van procesrecht aangevoerde relevante stellingen van partijen acht te slaan, ook als deze reeds in een eerder kort geding tussen dezelfde partijen naar voren gebracht hadden kunnen worden, maar niet naar voren gebracht zijn. Dit lijdt slechts uitzondering, wanneer de betreffende partij door pas in het tweede kort geding deze stellingen in te roepen misbruik van procesrecht zou maken. Dit zal zich kunnen voordoen en dan tot ter zijde laten van die stellingen kunnen leiden, wanneer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.