NJ 1993, 468
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad / overgangsrecht / veroordeling tot scheiding en deling
HR 28-05-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0976
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 mei 1993
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Strikwerda
- Zaaknummer
15243
- LJN
ZC0976
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC0976, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑05‑1993
- Wetingang
Rv (oud) art. 52; Rv (oud) art. 53; Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 NBW 12e gedeelte art. 17
Essentie
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Overgangsrecht. Veroordeling tot scheiding en deling.
Samenvatting
De incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad moet worden beoordeeld op de voet van de art. 52 en 53 Rv, zoals deze sedert 1 jan. 1992 luiden.
Mogelijke ingrijpende gevolgen van toewijzing van deze vordering, die later moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt, staan op zichzelf aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet in de weg, maar moeten bij de beslissing of daartoe zal worden overgegaan, worden meegewogen. Bij de beoordeling van een vordering als de onderhavige behoort de kans van slagen van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.