NJ 1993, 594
Voogdij na echtscheiding / hoor en wederhoor; stukken waarvan partijen geen kennis hebben kunnen nemen / feitelijke grondslag verweer in cassatie / inwinnen van informatie door HR (ex 107 Wet RO) (m.nt. HJS onder nr. 596)
HR 15-01-1993, ECLI:NL:PHR:1993:AC3985
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 januari 1993
- Magistraten
Martens, Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Nieuwenhuis, Moltmaker
- Zaaknummer
8138
- LJN
AC3985
- JCDI
JCDI:ADS157390:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:AC3985, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑01‑1993
ECLI:NL:PHR:1993:AC3985, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑1993
- Wetingang
BW art. 1:161; Rv (oud) art. 419; Rv (oud) art. 429l; RO art. 107
Essentie
Voogdij na echtscheiding. Hoor en wederhoor; stukken waarvan partijen geen kennis hebben kunnen nemen. Feitelijke grondslag van verweer in cassatie. Inwinnen van informatie door Hoge Raad op grond van art. 107 Wet RO.
Samenvatting
Hof baseert zich bij voogdijbeschikking mede op rapportage van gezinsvoogdes. Niet gebleken is dat partijen van deze rapportage kennis hebben kunnen nemen en zich erover hebben kunnen uitlaten. In verband hiermee beroept de vader zich in het middel op schending van art. 429l Rv (beginsel van hoor en wederhoor). Als verweer wordt door de moeder aangevoerd dat ter terechtzitting van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.