NJ 1993, 3
HR, 23-10-1992, nr. 8156
HR 23-10-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0736
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 oktober 1992
- Magistraten
Snijders, Bloembergen, Mijnssen, Davids, Heemskerk, Koopmans
- Zaaknummer
8156
- LJN
ZC0736
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:ZC0736, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑1992
- Wetingang
Rv (oud) art. 426a lid 1; EVRM art. 6
Essentie
Cassatie. Verplichte procesvertegenwoordiging. Mensenrechten.
Samenvatting
Volgens art. 426a lid 1 Rv wordt het beroep in cassatie aangebracht bij een verzoekschrift, dat wordt getekend en ingediend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit voorschrift is niet in strijd met art. 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Voorgaande uitspraak
W.A.J.M.J. Kortmann, te Leiden, verzoeker tot cassatie.
Rechtbank:
Het beroepschrift richt zich tegen de door de rechter-commissaris in voormelde faillissementen op 22 jan. 1992 gegeven beschikking, waarbij appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in een door hem op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.