NJ 1993, 49
HR, 18-09-1992, nr. 14732: Bouwen Houtbond FNV/Caro
HR 18-09-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0686, m.nt. H.E. Ras (Bouwen Houtbond FNV/Caro)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 september 1992
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Nieuwenhuis, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
14732
- Noot
H.E. Ras
- LJN
ZC0686
- Roepnaam
Bouwen Houtbond FNV/Caro
- JCDI
JCDI:ADS142470:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:ZC0686, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑09‑1992
- Wetingang
Rv (oud) art. 48; Rv (oud) art. 176; Rv (oud) art. 177; Rv (oud) art. 178; Rv (oud) art. 179; Rv (oud) art. 180; Rv (oud) art. 181; Rv (oud) art. 182; Rv (oud) art. 183; Rv (oud) art. 184; Rv (oud) art. 185; Rv (oud) art. 186; Rv (oud) art. 187; Rv (oud) art. 188; Rv (oud) art. 189; Rv (oud) art. 190; Rv (oud) art. 191; Rv (oud) art. 192; Rv (oud) art. 193; Rv (oud) art. 194; Rv (oud) art. 195; Rv (oud) art. 196; Rv (oud) art. 197; Rv (oud) art. 198; Rv (oud) art. 199; Rv (oud) art. 200; Rv (oud) art. 201; Rv (oud) art. 202; Rv (oud) art. 203; Rv (oud) art. 204; Rv (oud) art. 205; Rv (oud) art. 206; Rv (oud) art. 207; Rv (oud) art. 208; Rv (oud) art. 209; Rv (oud) art. 210; Rv (oud) art. 211; Rv (oud) art. 212; Rv (oud) art. 213; Rv (oud) art. 214; Rv (oud) art. 215; Rv (oud) art. 216; Rv (oud) art. 217; Rv (oud) art. 218; Rv (oud) art. 219; Rv (oud) art. 220; Rv (oud) art. 221; Rv (oud) art. 222; Rv (oud) art. 223; Rv (oud) art. 224; Rv (oud) art. 225; Rv (oud) art. 226; Rv (oud) art. 227; Rv (oud) art. 228; Rv (oud) art. 229; Rv (oud) art. 230; Rv (oud) art. 231; Rv (oud) art. 232; BW art. 3:296
Essentie
Passeren bewijsaanbod; motivering. Grenzen rechtsstrijd in appel; devolutieve werking. Vordering tot nakoming; situatie ten tijde van beslissing.
Samenvatting
De rechtbank heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk het in algemene termen gestelde en niet gespecificeerde bewijsaanbod als te vaag aangemerkt. Dit aan de rechter die over de feiten oordeelt voorbehouden oordeel behoefde geen nadere motivering.
De rechtbank, uitgaande van het — op een aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de stukken van het geding berustende en tevergeefs bestreden impliciete — oordeel dat Caro wel voldoende heeft betwist dat zij met de correcte naleving van de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.