NJ 1992, 25
HR, 07-06-1991, nr. 7876
HR 07-06-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0276, m.nt. E.A.A. Luijten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 juni 1991
- Magistraten
Bloembergen, Roelvink, Heemskerk, Moltmaker
- Zaaknummer
7876
- Noot
E.A.A. Luijten
- LJN
ZC0276
- JCDI
JCDI:ADS161128:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC0276, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑06‑1991
- Wetingang
BW art. 1:307; BW art. 1:308; BW art. 1:309; BW art. 1:310; BW art. 1:313; BW art. 1:314; BW art. 1:315; BW art. 1:316; BW art. 1:317; BW art. 1:318; BW art. 1:319
Essentie
Toeziende voogdij.
Samenvatting
Door met het oog op de (uit de art. 1:313 en 315 BW voortvloeiende) bijzondere taken en bevoegdheden van de toeziend voogd (zie HR 22 febr. 1991, NJ 1992, 23) een zeker vertrouwen van de kinderen in de toeziend voogd onontbeerlijk te achten heeft het hof de wettelijke bepalingen omtrent de toeziende voogdij niet onjuist uitgelegd.
Partij(en)
M, te R, verzoeker tot cassatie, adv. Mr. W.M.A. Kalkman,
tegen
H, te R, verweerster in cassatie, adv. Mr. P. Spaans-Toet.
Voorgaande uitspraak
Hof:
2
De feiten en omstandigheden
2.1
Bij de mondelinge behandeling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.