NJ 1991, 577
HR, 07-06-1991, nr. 14611
HR 07-06-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0275
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 juni 1991
- Magistraten
Martens, De Groot, Roelvink, Davids, Heemskerk, Asser
- Zaaknummer
14611
- LJN
ZC0275
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC0275, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑06‑1991
- Wetingang
Rv (oud) art. 382; Rv (oud) art. 383; Rv (oud) art. 384; Rv (oud) art. 385; Rv (oud) art. 386; Rv (oud) art. 387; Rv (oud) art. 388; Rv (oud) art. 389; Rv (oud) art. 390; Rv (oud) art. 391; Rv (oud) art. 392; Rv (oud) art. 393; Rv (oud) art. 394; Rv (oud) art. 395; Rv (oud) art. 396; Rv (oud) art. 397
Essentie
Rekest-civiel tegen arrest Hoge Raad (HR 5 okt. 1990, NJ 1991, 576)
Samenvatting
Niet-ontvankelijk op grond van HR 30 juni 1989, NJ 1989, 769. Hoge Raad komt op die beslissing niet terug. Met de aan het gesloten stelsel van rechtsmiddelen ten grondslag liggende gedachte dat elk geding eens ten einde moet zijn (lites finiri oportet) valt niet te rijmen dat tegen de uitspraak van de in hoogste instantie beslissende rechter, de rechter in cassatie nog weer beroep zou openstaan.
Partij(en)
K, te H, eiseres bij rekest-civiel, adv. Mr. J.H. Wittop Koning,
tegen
B, te R, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.