NJ 1991, 456
HR, 26-04-1991, nr. 14588: Brasse/Merckelbagh
HR 26-04-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0228 (Brasse/Merckelbagh)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 1991
- Magistraten
Martens, De Groot, Hermans, Haak, Boekman, Ten Kate
- Zaaknummer
14588
- LJN
ZC0228
- Roepnaam
Brasse/Merckelbagh
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC0228, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑1991
- Wetingang
Rv (oud) art. 52; Rv (oud) art. 53; Rv (oud) art. 54; Rv (oud) art. 55; Rv (oud) art. 405
Essentie
Cassatie. Incidentele vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging, ontvankelijkheid. Geeindigde huur in art. 53 onder 3e Rv. Belang. Maatstaf voor de beoordeling.
Voor vervolg in HR 8 nov. 1991 zie NJ 1992, 34
Samenvatting
Exceptio plurium litis consortium (een van de erfgenamen treedt in dit incident niet als eiser op) faalt. Voor het antwoord op de vraag wie de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een vonnis kan vorderen is beslissend op wiens vordering de bij dat vonnis uitgesproken veroordeling is uitgesproken.
In art. 53 aanhef en onder 3e Rv is onder het daarin genoemde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.