NJ 1992, 605
HR, 15-03-1991, nr. 14139: Veenendaal/Hogeslag
HR 15-03-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0171, m.nt. W.M. Kleijn (Veenendaal/Hogeslag)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 1991
- Magistraten
Snijders, De Groot, Bloembergen, Haak, Roelvink
- Zaaknummer
14139
- Conclusie
A-G Hartkamp
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC0171
- Roepnaam
Veenendaal/Hogeslag
- JCDI
JCDI:ADS49044:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Insolventierecht / Surseance van betaling
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC0171, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑1991
- Wetingang
BW art. 668 (oud); BW art. 3:239; Fw art. 23; Fw art. 35; Fw art. 228
Essentie
Faillissement. Opeenvolgende cessies tot zekerheid aan verschillende crediteuren. Gelijkstelling surséance en faillissement. Verschil zekerheidscessie en verpanding.
Samenvatting
Een cessie van een toekomstige vordering kan, indien de cedent voor het ontstaan van die vordering wordt failliet verklaard, niet tegen de boedel worden ingeroepen (HR 26 maart 1982, NJ 1982, 615 en art. 35 lid 2 Fw). Dit is niet anders wanneer de vordering toekomstig is in dier voege dat het gaat om een voor de tweede keer gecedeerde vordering die ten tijde van de cessie wel bestaat, maar nog niet tot het vermogen van de cedent ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.