NJ 1989, 838
HR, 03-03-1989, nr. 13790
HR 03-03-1989, ECLI:NL:PHR:1989:AD5722, m.nt. W.J. van der Nat-Verhage
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 maart 1989
- Magistraten
Ras, Bloembergen, Verburgh, Roelvink, Davids, Asser
- Zaaknummer
13790
- Noot
W.J. van der Nat-Verhage
- LJN
AD5722
- JCDI
JCDI:ADS156418:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:AD5722, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑03‑1989
ECLI:NL:PHR:1989:AD5722, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑1989
- Wetingang
Wet 3 dec. 1987 Stb. 590 art. VII
Essentie
Onmiddellijke werking van het nieuwe bewijsrecht. Overgangsrecht.
Samenvatting
Bij de uitlegging van art. VII Wet 3 dec. 1987 (Stb. 590) dient voorop te staan niet het streven de hoofdregel van de eerste zin zoveel mogelijk tot gelding te brengen, maar het belang om onzekerheden en processuele complicaties te voorkomen.
De gedingen waarop de tweede zin van art. VII het oog heeft, zijn alle gedingen waarin de inleidende dagvaarding is uitgebracht of waarin het inleidend verzoekschrift is ingediend voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet (1 april 1988) en die op dat tijdstip nog in enigerlei instantie voor de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.