Hier zal gelezen moeten worden: 9, v.S.
HR, 27-01-1989, nr. 7393
ECLI:NL:PHR:1989:AD0609
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-01-1989
- Zaaknummer
7393
- LJN
AD0609
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1989:AD0609, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑01‑1989; (Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1989:AD0609
ECLI:NL:PHR:1989:AD0609, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑1989
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1989:AD0609
- Vindplaatsen
NJ 1989, 717 met annotatie van E.A.A. Luijten
NJ 1989, 717 met annotatie van E.A.A. Luijten
Uitspraak 27‑01‑1989
Inhoudsindicatie
Alimentatie. Wijziging van omstandigheden.
27 januari 1989
Eersta Kamer
Rek.nr. 7393
Br.
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
Wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: Mr. H.H. Barendrecht,
t e g e n
[de man],
Wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: Mr. R. Laret.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op 1 juni 1987 heeft verzoekster tot cassatie, nader te noemen de vrouw, zich gewend tot de Rechtbank te 's-Hertogenbosch met het verzoek tot wijziging van het vonnis van deze Rechtbank van 5 juli 1985, waarbij tussen de vrouw en verweerder in cassatie, nader te noemen de man, de echtscheiding werd uitgesproken, in dier voege dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud wordt bepaald op ƒ. 1.500,-- per maand.
Nadat de man tegen dat verzoek verweer had gevoerd, heeft de Rechtbank bij beschikking van 21 oktober 1987 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 24 maart 1988 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank vernietigd en het verzoek alsnog afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Van Soest strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Zich beroepend op een wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 1:401 lid 1 BW heeft de vrouw wijziging verzocht van het vonnis van de Rechtbank van 5 juli 1985, bij welk echtscheidingsvonnis de alimentatievordering aan haar was ontzegd.
Deze ontzegging berustte, kort weergegeven, op de grond dat de vrouw, die als groot aandeelhoudster en als zaakvoerster bij de vennootschap naar Belgisch recht [A] ‘’het heft volledig in handen’’ had, niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen inkomsten had, noch dat zij zich in redelijkheid geen inkomsten zou kunnen verwerven.
In het onderhavige geding heeft de vrouw aangevoerd dat de wijziging van omstandigheden is gelegen in de omstandigheid dat de vennootschap [A] op 9 april 1987 in staat van faillissement is gesteld.
Het Hof heeft het verzoek van de vrouw afgewezen op de grond dat de vrouw zich blijkens de processtukken steeds op het standpunt heeft gesteld dat zij nimmer inkomsten heeft ontvangen uit de vennootschap [A], zodat het faillissement niet als ‘’een relevante wijziging van omstandigheden’’ kan worden aangemerkt.
3.2 's Hofs oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor de beantwoording van de vraag of zich een wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 1:401 lid 1 heeft voorgedaan, had het Hof behoren uit te gaan van de omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld bij de rechterlijke uitspraak waarvan wijziging wordt verzocht, in plaats van de thans aangevoerde omstandigheden te toetsen aan hetgeen destijds, in het geding dat leidde tot die uitspraak, door de vrouw is aangevoerd maar door de rechter niet als vaststaand is aangemerkt.
Het middel is derhalve gegrond.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 maart 1988;
verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
compenseert de kosten van het geding in cassatie tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren Mrs. Bloembergen, als voorzitter, Haak en Roelvink, en in het openbaar uitgesproken door Mr. Hermans op 27 januari 1989.
Conclusie 27‑01‑1989
Inhoudsindicatie
Alimentatie. Wijziging van omstandigheden.
AP
Nr. 7393 rekest
Wijziging alimentatie ex-echtgenote
Parket, 25 november 1988
Mr. Van Soest
Conclusie inzake:
[de vrouw]
tegen
[de man]
Edelhoogachtbaar College,
1. Korte beschrijving van de zaak.
1.1. De partijen zijn op 4 oktober 1955 met elkaar gehuwd.
1.2. Het huwelijk is ontbonden door echtscheiding, uitgesproken bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juli 1985. Bij deze gelegenheid overwoog de Rechtbank onder meer (rechtsoverweging 2, blz. 1 v.)
‘’ten aanzien van de alimentatievordering van de vrouw dat deze ….. heeft verklaard dat zij ... al jaren noch als zaakvoerster noch als aandeelhoudster enige vergoeding of salaris of enige winstuitkering toucheert’’;
(rechtsoverweging 6, blz. 2)
‘’dat zoal waar is — hetgeen de rechtbank ernstig betwijfelt — dat de vrouw al jaren geen enkele beloning voor haar werkzaamheden toucheert deze situatie dan toch door de vrouw zelf in het leven is geroepen en wordt gecontinueerd vermits zij ….. bij [A] het heft volledig in handen heeft namelijk en als groot aandeelhoudster en als zaakvoerster. Het vooroverwogene noopt de rechtbank tot het oordeel dat de stellingname van de vrouw dat zij geen inkomsten heeft noch dat zij zich deze in redelijkheid zou kunnen verwerven als niet serieus en niet althans onvoldoende onderbouwd dient te worden verworpen weshalve de alimentatievordering aan de vrouw dient te worden ontzegd.’’
1.3. Het echtscheidingsvonnis is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 18 oktober 1985.
1.4. Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Hasselt (België) van 9 april 1987 is [A] failliet verklaard.
1.5. Het thans aanhangige geding is ingeleid door een verzoekschrift van de vrouw aan de Rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 1 juni 1987, strekkend tot wijziging van het vonnis van 5 juli 1985 in die zin dat de man aan de vrouw een alimentatie moet betalen van ƒ 1.500,- per maand.
1.6. Nadat de Rechtbank het verzoek had toegewezen, heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op het hoger beroep van de man bij beschikking van 24 maart 1988, nr. 512/87 AL, overwogen (onder 4, blz. 3):
‘’De vrouw beroept zich op de gewijzigde omstandigheid dat ..... [A] op 291.april 1987 failliet is verklaard, zodat zij daaruit geen inkomsten meer ontvangt. Blijkens de processtukken heeft de vrouw zich echter steeds op het standpunt gesteld dat zij uit genoemde (vennootschap) nimmer inkomsten heeft ontvangen, zodat naar het oordeel van het hof genoemd faillissement niet als een relevante wijziging van omstandigheden kan worden aangemerkt.’’;
en het verzoek afgewezen.
1.7. De vrouw heeft tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgedragen.
1.8. De man heeft een verweerschrift in cassatie ingediend.
2. Wijziging van gestelde en/of vastgestelde omstandigheden.
2.1. Het inleidende verzoekschrift hield in (blz. 1):
‘’Ten tijde van het echtscheidingsvonnis werd door Uw Rechtbank overwogen, dat de gevorderde alimentatie aan (de vrouw) diende te worden ontzegd, daar (zij) mogelijk inkomsten verkreeg uit ….. [A], waarin zij werkzaam was en waarvan zij grootaandeelhoudster was. De genoemde onderneming is echter op 9 april 1987 gefailleerd.’’
2.2. Het Verweerschrift alimentatie hield in (onder 1, blz. 1):
‘’Waar (de vrouw) alstoen geen enkele inkomsten verkreeg uit ..... [A], zoals zij zélf stelt, en thans evenmin inkomsten uit [A] verkrijgt in verband met het faillissement van deze vennootschap, is er derhalve geen sprake van een gewijzigde omstandigheid in financiële zin, op grond waarvan de vastgestelde alimentatie (nihil) zou dienen te worden gewijzigd. Hierbij zij aangetekend, dat (de vrouw) tegen genoemd vonnis geen rechtsmiddel heeft aangewend, zodat zij heeft berust in het vonnis.’’
2.3. De zojuist weergegeven discussie geeft aan, hoe de standpunten in dit geding tegenover elkaar stonden. Aldus zijn zij, blijkens de verdere gedingstukken, tegenover elkaar blijven staan. Daarin heeft uiteindelijk het hof de zijde van de man gekozen.
2.4. Voor de vraag nu, of er een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 401, lid 1, boek 1 BW, is, moet uiteraard uitgegaan worden van wat bij de voorafgaande gelegenheid door de rechter is vastgesteld (zie C. Gisolf, Wijziging en beëindiging van alimentatie, 1986, blz. 13), niet van wat bij die gelegenheid door één van de partijen, in andere zin, mocht zijn gesteld.
2.5. Als men zich het zojuist betoogde realiseert, springt het in het oog, dat de rechtsstrijd in de thans aanhangige zaak, voor zover ten grondslag liggend aan 's Hofs beslissing, eenvoudig op een misverstand berust. De Rechtbank heeft in 1985 weliswaar in twijfel getrokken, of de stelling van de vrouw dat zij (de vrouw) geen inkomsten uit [A] trok, wel juist was, maar de Rechtbank heeft voor de afwijzing van de alimentatievordering beslissend geacht, dat de vrouw er inkomsten uit had kunnen en/of kon trekken, dat wil dus zeggen dat zij er potentieel inkomen uit trok. Indien nu een bron van potentieel inkomen opdroogt doordat er een faillissement wordt uitgesproken, dan is dat een volstrekt relevante wijziging van omstandigheden.
2.6. Het middel slaagt.
3. Conclusie.
Het middel gegrond bevindende, concludeer ik tot vernietiging van de bestreden beschikking, tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing en tot compensatie van de kosten, op de voorziening in cassatie gevallen, in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑01‑1989