NJ 1986, 246
HR, 13-12-1985, nr. 12471
HR 13-12-1985, ECLI:NL:PHR:1985:AC3329, m.nt. W.C.L. van der Grinten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 december 1985
- Magistraten
Ras, Royer, Hermans, Bloembergen, Boekman, Mok
- Zaaknummer
12471
- Noot
W.C.L. van der Grinten
- LJN
AC3329
- JCDI
JCDI:ADS62702:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1985:AC3329, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑12‑1985
ECLI:NL:PHR:1985:AC3329, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑1985
- Wetingang
VOA art. 2; VOA art. 3; BW art. 1406; IB 1964 art. 25 lid 1 onder g (tekst tot 1 jan. 1984); IB 1964 art. 31 lid 1 (tekst tot 1 jan. 1984); Coörd.WSV
Essentie
Verhaal krachtens de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (VOA). De ‘fictieve situatie’ van art. 3 VOA. Schadevergoeding op grond van art. 1406 BW en de heffing van inkomstenbelasting en van premies voor de sociale verzekeringswetten. Einde van de aansprakelijkheid ex art. 1406 op het tijdstip waarop de weduwe hertrouwt; niet reeds op de enkele grond dat zij in concubinaat gaat leven. Invloed van concubinaat op behoefte van weduwe aan schadevergoeding. Stelplicht van verhalend lichaam met betrekking tot het ‘civiele plafond’ van art. 3 VOA.
Partij(en)
Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, te Heerlen, eiser tot cassatie, incidenteel verweerder, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.