NJ 1986, 244
HR, 06-12-1985, nr. 6976II
HR 06-12-1985, ECLI:NL:PHR:1985:AD3009, m.nt. Th.W. van Veen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 december 1985
- Magistraten
Ras, Snijders, Royer, Martens, Van Den Blink, Berger
- Zaaknummer
6976II
- Noot
Th.W. van Veen
- LJN
AD3009
- JCDI
JCDI:ADS157295:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1985:AD3009, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑12‑1985
ECLI:NL:PHR:1985:AD3009, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑1985
- Wetingang
GW art. 119; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 10; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 11; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 12; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 13; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 14; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 15; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 16; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 17; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 18; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 19; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 4; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 5; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 6; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 7; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 8; Wet 22 april 1855 Stb. 33 art. 9; Sv art. 483 lid 1; Sv art. 483 lid 2
Essentie
Opdracht tot vervolging ter zake van ambtsmisdrijven als bedoeld in art. 92 Wet RO. Niet-ontvankelijkheid van beklag bij de HR.
Voorgaande uitspraak
Beschikking inzake klaagschrift van E. Uringa te Oss over het niet vervolgen van strafbare feiten.
Hoge Raad:
1
De processuele feiten
Bij beschikking van 28 maart 1985, 84/H 62, heeft het Hof te 's-Gravenhage zich onbevoegd verklaard tot kennisneming van het op 7 nov. 1984 ter griffie van het hof ingekomen beklag van E. Uringa te Oss, 'daartoe strekkende dat het hof ter zake als daarin omschreven een strafvervolging zal gelasten tegen: