NJ 1985, 771
HR, 07-12-1984, nr. 12339
HR 07-12-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC0090, m.nt. C.J.H. Brunner
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 december 1984
- Magistraten
Ras, Snijders, Hermans, Bloembergen, Boekman, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
12339
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
AC0090
- JCDI
JCDI:ADS124945:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AC0090, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑12‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AC0090, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑1984
- Wetingang
BW art. 1358; NBW art. 6.2.3.14; NBW art. 6.5.2.11 lid 1 onder b; Rv (oud) art. 1
Essentie
Dwaling in verband met mededelingsplicht van wederpartij en onderzoeksplicht van de dwalende. Huuroverneming. Meerpartijenovereenkomst. Exceptio plurium litis consortium.
Samenvatting
Wanneer een partij voor de totstandkoming van een overeenkomst van bepaalde feiten op de hoogte is die van dien aard zijn dat zij de wederpartij van die feiten in kennis had behoren te stellen om te voorkomen dat deze zich op het betreffende punt een onjuiste voorstelling zou maken, zal de goede trouw zich er in het algemeen tegen verzetten dat de eerstbedoelde partij ter afwering van het beroep op dwaling aanvoert dat de wederpartij het ontstaan van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.