NJ 1985, 216
HR, 23-11-1984, nr. 6780
HR 23-11-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AG4910
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 november 1984
- Magistraten
Ras, Royer, Martens, Hermans, Bloembergen, Ten Kate
- Zaaknummer
6780
- LJN
AG4910
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AG4910, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑11‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AG4910, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑1984
- Wetingang
Kzw art. 17; Rv (oud) art. 222; Rv (oud) art. 223; Rv (oud) art. 224; Rv (oud) art. 225; Rv (oud) art. 226; Rv (oud) art. 227; Rv (oud) art. 228; Rv (oud) art. 229; Rv (oud) art. 230; Rv (oud) art. 231; Rv (oud) art. 232; Rv (oud) art. 233; Rv (oud) art. 234; Rv (oud) art. 235; Rv (oud) art. 236; RO art. 99
Essentie
Krankzinnigenwet. Krankzinnigheid. Feitelijk oordeel.
Samenvatting
1. Onder ‘krankzinnigheid’ in de zin van de Krankzinnigenwet is mede te begrijpen een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Opmerking verdient echter dat voor gedwongen opname ter zake van een dergelijke gebrekkige ontwikkeling mede de eis geldt dat zij van zodanige aard is dat daardoor, gezien de wijze waarop zij in het gedrag van de betrokkene tot uiting komt, gevaar voor hemzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of oederen in het leven wordt geroepen (Krankzinnigenwet art. 17).
2. Voor bestrijding van door de rechter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.