NJ 1985, 696
HR, 26-10-1984, nr. 12463
HR 26-10-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AG4885, m.nt. J.C. Schultsz
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 oktober 1984
- Magistraten
Ras, Snijders, Martens, Bloembergen, Boekman, Franx
- Zaaknummer
12463
- Noot
J.C. Schultsz
- LJN
AG4885
- JCDI
JCDI:ADS156250:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AG4885, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑10‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AG4885, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑1984
- Wetingang
Rv (oud) art. 126 onder 10°; Rv (oud) art. 126 onder 12°
Essentie
Internationaal privaatrecht. Vordering tot scheiding en deling van in Nederland gelegen onroerende goederen, behorende tot een in het buitenland opengevallen nalatenschap. Rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Wijziging van rechtspraak door HR.
Samenvatting
Het voorschrift van art. 126 Rv onder 10e bevat de hoofdregel voor de onderhavige rechtsmachtvraag. Op deze hoofdregel maken echter de voorschriften van art. 126 onder 10e en 12e, in onderling verband, een uitzondering voor de onder 12e nader aangeduide ‘zaken van erfenis’: voor deze laatste zaken wordt — zowel om redenen van doelmatigheid als ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen — door het voorschrift ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.