HR, 28-09-1984, nr. 12545
ECLI:NL:PHR:1984:AG4866
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-09-1984
- Zaaknummer
12545
- LJN
AG4866
- Roepnaam
B./Staat
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1984:AG4866, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑09‑1984; (Cassatie)
ECLI:NL:PHR:1984:AG4866, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑09‑1984
- Vindplaatsen
NJ 1985, 83 met annotatie van W.H. Heemskerk
Uitspraak 28‑09‑1984
Inhoudsindicatie
Cassatie. Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van arrest Hof. Niet-ontvankelijkheid.
28 september 1984
Eerste Kamer
Nr. 12.545
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie, incidenteel verweerder,
advocaat: Mr. M.J. Mons,
t e g e n
De Staat der Nederlanden,
(Ministerie van Justitie),
waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie, incidenteel eiser,
advocaat: Mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
[eiser] heeft bij exploot van 24 augustus 1983 onder meer de Staat in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Zwolle en gevorderd dat bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Staat zal worden veroordeeld zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van [eiser] , c.q. van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, zulks zolang als nog niet zal zijn beslist op het namens [eiser] ingediende herzieningsverzoek.
Nadat de Staat tegen die vordering verweer had gevoerd, heeft de President bij vonnis van 5 september 1983 de vordering toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen dit vonnis heeft de Staat hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 12 maart 1984 heeft het Hof het vonnis van de President vernietigd en aan [eiser] de door hem gevraagde voorziening geweigerd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld, waarna de Staat bij incidentele conclusie — tevens conclusie van antwoord, strekkende tot verwerping van het beroep — heeft gevorderd het arrest van het Hof te Arnhem van 12 maart 1984 alsnog bij voorraad uitvoerbaar te verklaren, behoudens ten aanzien van de kosten. De cassatiedagvaarding en de conclusie houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[eiser] heeft in het incident geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Ten Kate strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de Staat in zijn incidentele vordering.
3. Beoordeling van de incidentele vordering
3.1 De incidentele vordering van de Staat strekt ertoe het arrest van het Hof krachtens art. 405 Rv. alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Blijkens de stukken is de aanleiding tot deze vordering hierin gelegen dat [eiser] zich op het standpunt heeft gesteld dat de voorziening van de President, ondanks de vernietiging daarvan door het Hof, van kracht is gebleven, nu die voorziening wel, maar 's Hofs arrest niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen 's Hofs arrest het onderhavige cassatieberoep is ingesteld. [eiser] heeft inmiddels een uitspraak van de President van de Rechtbank 's-Gravenhage uitgelokt, waarin zijn standpunt is aanvaard en voorts is overwogen dat het de Staat vrij staat bij de Hoge Raad een vordering krachtens art. 405 Rv. in te stellen teneinde te bereiken dat ‘’'s Hofs arrest alsnog werking behoudt gedurende de cassatieprocedure’’.
3.2 De Staat kan in zijn incidentele vordering niet worden ontvangen. Die beoogt immers uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring van een beslissing die uitsluitend inhoudt dat de uitspraak van de President, waarbij aan de Staat een verbod is opgelegd, wordt vernietigd en de gevraagde voorziening wordt geweigerd, welke vernietiging en weigering als zodanig naar hun aard niet voor enige vorm van tenuitvoerlegging in aanmerking komen. Aan het gevorderde bestaat ook in zoverre geen behoefte, dat de vernietiging van het door de President gegeven verbod tot gevolg heeft dat deze voorziening, zolang de appel-beslissing zelf niet is vernietigd, geacht moet worden haar werking te hebben verloren. Daaraan doet niet af dat zij uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring strekt er immers slechts toe te waarborgen dat tenuitvoerlegging mogelijk blijft ondanks een tegen de uitspraak ingesteld rechtsmiddel, zulks in verband met onder meer de door de rechter ten tijde van die uitspraak voorshands onvoldoende geachte kans van slagen van een zodanig rechtsmiddel. Wordt de bij voorraad uitvoerbaar verklaarde uitspraak vervolgens niettemin in appel vernietigd, dan ontstaat, in verband met de mogelijkheid dat ook deze vernietiging weer door cassatie haar kracht verliest, een nieuwe situatie, waarvoor in kort geding, zo al geen desbetreffende provisionele eis is ingesteld, een op die situatie afgestemde voorlopige voorziening kan worden gevraagd, te gronden op een afweging van de ten tijde van die nieuwe situatie over en weer bestaande belangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de Staat niet-ontvankelijk in zijn incidentele vordering;
compenseert de kosten van het incident in dier voege dat elke partij de hare draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Snijders, Martens, Hermans en Bloembergen, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Drion op 28 september 1984.
Conclusie 28‑09‑1984
Dit document is (nog) niet beschikbaar gesteld door de rechtsprekende instantie.