NJ 1985, 510
HR, 04-05-1984, nr. 6647
HR 04-05-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AG4807, m.nt. E.A. Alkema, E.A.A. Luijten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 mei 1984
- Magistraten
Drion, Snijders, Martens, Bloembergen, Boekman, Moltmaker
- Zaaknummer
6647
- Noot
E.A. Alkema, E.A.A. Luijten
- LJN
AG4807
- JCDI
JCDI:ADS63495:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AG4807, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑05‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AG4807, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑1984
- Wetingang
BW art. 1:161; EVRM art. 8; GW art. 94
Essentie
Geval over minderjarig kind na echtscheiding tussen de ouders. Mogelijkheid van continuatie, in het belang van het kind, van de gezamenlijke ouderlijke macht. Onmogelijkheid van gezamenlijke voogdij. Rechten van de mens (‘gezinsleven’).
Samenvatting
Art. 1:161 lid 1 BW geeft de rechter niet de mogelijkheid, na echtscheiding beide ouders tot voogd over een kind te benoemen. Een dergelijke gezamenlijke voogdij past ook niet in het stelsel van de wettelijke voogdijregeling. Aan art. 94 Gr.w kan de Rb. wel de bevoegdheid ontlenen, het wettelijk voorschrift van art. 1:161 lid 1 BW buiten toepassing te laten, indien toepassing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.