NJ 1984, 803
HR, 27-01-1984, nr. 12158
HR 27-01-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AG4743, m.nt. C.J.H. Brunner
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 januari 1984
- Magistraten
Ras, Snijders, Martens, Van Den Blink, Bloembergen, Franx
- Zaaknummer
12158
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
AG4743
- JCDI
JCDI:ADS142112:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AG4743, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑01‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AG4743, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑1984
- Wetingang
GW art. 7; BW art. 1401; Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297
Essentie
Kort geding. Onrechtmatige daad. Uitlatingen in televisieprogramma die schadelijke kwalifikaties en beschuldigingen aan het adres van verweerster bevatten. Verbodsactie. Bijzonder karakter van televisie als medium. Zorgvuldigheidsnorm in de journalistiek en in de televisie. Algemeen belang. Persvrijheid.
Samenvatting
Het Hof heeft als uitgangspunt genomen dat de aard en het doel van het onderhavige TV-programma — van de zijde van Bom en de Vara omschreven als ‘het signaleren van misstanden in de maatschappij, daar waar de gevestigde instanties het laten afweten’ — in verband met zijn titel (‘Ombudsman’) bij het publiek de indruk wekt dat de uitlatingen in dat programma ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.