NJ 1984, 297
De minister (van Onderwijs en Wetenschappen) als procespartij.
HR 25-11-1983, ECLI:NL:PHR:1983:AG4696, m.nt. W.H. Heemskerk
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 1983
- Magistraten
Ras, Royer, Martens, Van Den Blink, Bloembergen, Franx
- Zaaknummer
12068
- Noot
W.H. Heemskerk
- LJN
AG4696
- JCDI
JCDI:ADS156202:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1983:AG4696, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑1983
ECLI:NL:PHR:1983:AG4696, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑11‑1983
- Wetingang
Rv (oud) art. 5 lid 1 onder 1°; Rv (oud) art. 5 lid 1 onder 2°; Rechtspositiebesl. WVO
Essentie
De minister (van Onderwijs en Wetenschappen) als procespartij.
Samenvatting
Voor de beantwoording van de door het middel aan de orde gestelde vraag — of de minister als zodanig te dezen in rechten kon worden betrokken — dient ervan te worden uitgegaan dat de bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden in beginsel alleen toekomt aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen. Dit uitgangspunt, waarvoor een aanknoping is te vinden in art. 5 eerste lid1e en 2e Rv en dat ruimte laat voor uitzonderingen, brengt mee dat voor het antwoord op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.