NJ 1983, 712
HR, 08-04-1983, nr. 12120
HR 08-04-1983, ECLI:NL:PHR:1983:AG4568, m.nt. A.H.J. Swart
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 april 1983
- Magistraten
Ras, Snijders, Royer, Van Den Blink, Verburgh, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
12120
- Noot
A.H.J. Swart
- LJN
AG4568
- JCDI
JCDI:ADS142149:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1983:AG4568, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑04‑1983
ECLI:NL:PHR:1983:AG4568, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑1983
- Wetingang
Vw art. 8; Vw art. 38 lid 1; Vreemdelingenbesl. art. 46 lid 1 onder c; Rv (oud) art. 59 lid 1 onder 3°; Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297
Essentie
K.g. Uitzetting van een vreemdeling hangende een beroep op de RvS. ‘Gedogen’ door de Staat. Motivering.
Samenvatting
1. Art. 38 lid 1 Vreemdelingenwet is alleen geschreven voor het geval de vreemdeling op het moment dat hij het daar bedoelde beroep op de Afd. rechtspraak instelt, met medeweten van de overheid in Nederland verblijf houdt ingevolge een — voorlopige — gedogen door de overheid al of niet op grond van art. 32 lid 1 van die wet.
Het enkele feit dat de vreemdeling ten tijde van zijn verblijf in Nederland krachtens art. 8 Vreemdelingenwet bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.