NJ 1984, 21
HR, 15-10-1982, nr. 11927
HR 15-10-1982, ECLI:NL:PHR:1982:AG4457, m.nt. F.H.J. Mijnssen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 oktober 1982
- Magistraten
Drion, Snijders, Haardt, Royer, Martens, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
11927
- Noot
F.H.J. Mijnssen
- LJN
AG4457
- JCDI
JCDI:ADS62660:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1982:AG4457, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑10‑1982
ECLI:NL:PHR:1982:AG4457, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑10‑1982
- Wetingang
BW art. 1401; BW art. 1902; BW art. 1955; Rv (oud) art. 59 onder 3°; Rv (oud) art. 199; Rv (oud) art. 420; Veiligheidswet 1934 art. 7 lid 5; Veiligheidswet 1934 art. 29 lid 2; Veiligheidsbesl. fabrieken en werkplaatsen 1938 art. 109
Essentie
Onrechtmatige daad. Bedrijfsongeval veroorzaakt door niet-naleving van veiligheidsvoorschriften. Aansprakelijkheid jegens gewonde werknemer van rechtspersoon-directrice van werkgeefster en van de directeur van die rechtspersoon-directrice.
Samenvatting
1. Strafrechtelijke veroordeling van die directeur. Betekenis daarvan voor de civielrechtelijke aansprakelijkheid. Stelplicht en bewijslast in het arbeidsomstandighedenrecht bepaald door formule van art. 29 lid 2 Veiligheidswet 1934. (BW art. 1401, 1902, 1955; Veiligheidswet 1934 art. 7 lid 5, 29lid 2; Veiligheidsbesluit voor fabrieken en werkplaatsen 1938 art. 109).
2. Motiveringsgebrek: onbegrijpelijkheid van 's Hofs oordeel dat aan de werknemer ‘grove onvoorzichtigheid’ en een ‘roekeloze daad’ kan worden verweten. (Rv art. 59 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.