NJ 1982, 436
HR, 30-10-1981, nr. 11741
HR 30-10-1981, ECLI:NL:PHR:1981:AG4253, m.nt. C.J.H. Brunner
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 oktober 1981
- Magistraten
Ras, Snijders, Haardt, Royer, Martens, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
11741
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
AG4253
- JCDI
JCDI:ADS142035:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1981:AG4253, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑10‑1981
ECLI:NL:PHR:1981:AG4253, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑1981
- Wetingang
BW art. 1417; BW art. 1891; Rv (oud) art. 407; Rv (oud) art. 408; Rv (oud) art. 409; Rv (oud) art. 410; Rv (oud) art. 411; Rv (oud) art. 412; Rv (oud) art. 413; Rv (oud) art. 414; Rv (oud) art. 415; Rv (oud) art. 416; Rv (oud) art. 417; Rv (oud) art. 418
Essentie
1. Vraag of werkneemster, die ter gelegenheid van beeindiging in onderling goedvinden van het dienstverband, volledige kwijting heeft verleend, daarmee afstand heeft gedaan van aanspraken die zij kon ontlenen aan de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag.
2. Rechtspleging in cassatie. Kan een oorspronkelijk gedaagde zich in cassatie beroepen op een feitelijke stelling van de wederpartij, die zij in vorige instantie niet tot de hare had gemaakt?.
Samenvatting
De Rb. heeft op grond van de omstandigheden van het geval geoordeeld dat v.d. Z. (verweerster) er niet op bedacht behoefde te zijn — en dat eiseres tot cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.