NJ 1981, 154
HR, 26-09-1980, nr. 11574
HR 26-09-1980, ECLI:NL:PHR:1980:AC6993
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 september 1980
- Magistraten
Ras, Drion, Snijders, Haardt, Royer
- Zaaknummer
11574
- LJN
AC6993
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1980:AC6993, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑09‑1980
ECLI:NL:PHR:1980:AC6993, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑1980
- Wetingang
BW art. 1902
Essentie
Bewijslast.
Samenvatting
Indien, zoals in het onderhavige geval, een gevolmachtigde voor een volmachtgever gelden int en van de zijde van de volmachtgever wordt ontkend dat deze gelden aan hem zijn afgedragen, rust op de gevolmachtigde de bewijslast dat deze afdracht is geschied. Deze regel strookt met art. 1839 BW. Bij de vraag hoe de bewijsmiddelen moeten worden beoordeeld en welke aanwijzingen voldoende zijn om dit bewijs voorshands geleverd te achten, is mede van belang of volmachtgever en gevolmachtigde in een bijzondere relatie tot elkaar stonden, zoals in het onderhavige geval die van vader en dochter, omdat een zodanige relatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.