NJ 1979, 430
HR, 23-03-1979, nr. 11349
HR 23-03-1979, ECLI:NL:PHR:1979:AC6525
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 maart 1979
- Magistraten
Dubbink, Ras, Drion, Haardt, De Groot
- Zaaknummer
11349
- LJN
AC6525
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1979:AC6525, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑03‑1979
ECLI:NL:PHR:1979:AC6525, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑03‑1979
- Wetingang
Rv (oud) art. 199; Rv (oud) art. 343; Rv (oud) art. 344; Rv (oud) art. 345; Rv (oud) art. 346; Rv (oud) art. 347; Rv (oud) art. 348; Rv (oud) art. 349; Rv (oud) art. 350; Rv (oud) art. 351; Rv (oud) art. 352; Rv (oud) art. 353; Rv (oud) art. 354; Rv (oud) art. 355; Rv (oud) art. 356; Rv (oud) art. 357; Rv (oud) art. 358
Essentie
1. Rb. heeft haar taak als appelrechter miskend.
2. Te bewijzen opgedragen feiten die niet kunnen leiden tot de beslissing der zaak.
Samenvatting
1. Nu de Ktr. de vordering van verweerders in cassatie (partijen Witzel) had ontzegd, bracht het door hen ingestelde hoger beroep mee dat de zaak in volle omvang aan het oordeel van de appelrechter werd onderworpen. De Rb. heeft haar taak als appelrechter miskend door, oordelend dat pp. Witzel tot bewijs van hun stellingen moeten worden toegelaten, daartoe — en tot het geven van verdere beslissingen als in het dictum omschreven — de zaak naar de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.